Home
Het Nieuw Neederlands Volkslied





De laatste Zwarte Piet

Op tafel staat de zwarte shmink en de scharlakenrode lippenstift. Daarnaast liggen de oorringen, de zwarte pruik en de witte kraag klaar. Hij kijkt in de spiegel en neemt de spons ter hand. Vandaag verandert Gerard weer in Piet. Zwarte Piet.



Begin tegen Gerard niet over racisme. Zwarte Piet is maar een fictief personage en het is heerlijk om eens in de huid van een ander te kruipen en even niet je bleke zelf te zijn die in de zomer na een kwartier zonnebaden al verbrand is. Dat is wat Gerard ervan vindt.
Gerard speelt al heel wat jaartjes Zwarte Piet maar de laatste jaren met steeds minder plezier.
“Er zit een rouwrandje aan,” zei hij nog tegen de journalist die bij hem kwam.
“Het was altijd zo leuk. Een feest met al die zingende kinderen! 'Sinterklaasje, kom maar binnen met je knecht' en 'Ook al is hij zwart als roet, hij bedoelt het toch goed'. En wij maar springen en dansen en pepernoten gooien”. Zijn vrouw had er zwijgend bij zitten te knikken. Uit de keuken kwam de geur van speculaas. December is de mooiste tijd van het jaar, vinden ze beiden.
“We worden voortdurend geconfronteerd met het slavernijverleden en gezeur over kolonialisme. Het lijkt wel of Zwarte Piet iemand anders is geworden. De kindervriend is een kindslaaf geworden. Hoe leg je dat uit aan je kinderen? Die hebben daar nog nooit van gehoord!” En dat laatste, dat wil Gerard graag zo houden. Waarom zou je kinderen belasten met de wetenschap dat hun vader of hun opa doet alsof het leuk is om een kindslaaf te zijn? Kunnen we nou echt niet gewoon net doen alsof Zwarte Piet niet racistisch is?

En zo klaagde hij en klaagde hij tegen de journalist die eigenlijk vooral wilde praten over gezelligheid en traditie, want daar gaat het tenslotte allemaal om. Nederland is een gaaf land, het is heel knus en warm en vrolijk en mensen die dat niet vinden moeten normaal gaan doen. En wat is er nu normaler dan Zwarte Piet spelen?
“Onze cultuur gaat verloren! Onze tradities,” jammerde Gerard tegen de journalist. “Volwassenen doen dat, dat klagen over Zwarte Piet. Geen kinderen.”
Zelf is hij 70, de volhardende Zwarte Piet Gerard, maar dit is de laatste keer. Of hij wel eens zwarte kinderen op de kade heeft zien staan bij de intocht, vraagt de journalist dan maar.
“Ja! Zwarte Pieten!” schatert hij. Maar verder viel er niets te lachen.
“Al die gekleurde pieten die je tegenwoordig ziet. Bah. Dan moet je je maar aansluiten bij een carnavalsvereniging,” mopperde hij. “Zwarte Piet moet zwart blijven, dat is ie altijd al geweest en ik heb een hekel aan verandering. Het staat zo leuk”.

Vandaag staat hij voor de tweede keer deze week voor de spiegel met het kleurige pakje al aan en brengt de eerste zwarte veeg aan op zijn voorhoofd. Dat toneelstukje had hij voor de journalist ook al even opgevoerd. Die wilde zo graag filmen hoe Gerard in Zwarte Piet veranderde. Een stukje nostalgie, want Zwarte Piet gaat verdwijnen.
Hij is er trots op dat hij nog een interview heeft mogen geven en met verve zijn Zwarte Piet heeft mogen verdedigen. Hij begon als zichzelf en eindigde als blackface. In zijn nek was nog een stukje witte huid zichtbaar. Toen de journalist weg was, veranderde hij weer in Gerard.

Vandaag staat hij voor de laatste keer voor die spiegel voor de grote gedaanteverandering naar Zwarte Piet. Een van de laatsten, tot zijn grote ergernis. Hij huilt om de dood van Zwarte Piet, echt waar. Roet Pieten en Blauwe Pieten, dat zijn geen Pieten, mompelt hij. Met zijn dochter had hij nog een discussie erover gehad.
“Maar pa, er zijn mensen die het kwetsend vinden. Er zijn kinderen die worden uitgescholden voor Zwarte Piet,” had ze voorzichtig geprobeerd.
“Onzin, dat wordt ze maar aangepraat!”
“Maar pa, wordt het niet eens tijd dat we luisteren?”
“Zwarte Piet is zwart door de schoornsteen!”
“Maar pa,…”

Hij was snel over iets anders begonnen. Dat schoorsteenverhaal was natuurlijk onzin, dat wist hij ook wel. Maar het was nog altijd het mooiste verhaal. Een leuk verhaal ook, al zijn er bijna geen schoorstenen meer. En slavernij, slavernij. Er waren in Nederland toch geen slaven? Ja, in Suriname en in Nederlands-Indie, maar dat was wat anders. Dat was niet hier en al zo lang geleden. Gerard verlangt terug naar die goeie oude tijd dat je nog trots mocht zijn op je land. Dat je nog de VOC en de WIC mocht vieren als grote voorbeelden van een geslaagde handelsgeest. De jaren vijftig, dat waren nog eens tijden! De tijd van de opbouw na de oorlog, toen we het hadden over hoe erg die fascisten waren geweest die zoveel mensen hadden meegevoerd naar werk- en vernietigingskampen. Dat was pas erg en er was niets ergers dan dat! Hoe durven mensen dat te vergelijken met slavernij.
“Zonder die slavernij hadden die zwarten het nu niet zo goed gehad,” had hij tegen zijn dochter gebriest en met geheven wijsvinger: “En nu zijn wij ineens de kwaaie pier?! Het is niet eerlijk!”
En voor ze weer wat kon zeggen: “Als het ze hier niet bevalt, gaan ze maar weg! Dit is ons land en er mag niets veranderen!”

In de spiegel ziet hij zijn gezicht weer vertrekken van woede. Oh nee, niet boos kijken. Dat verpest de shmink, al die rimpels. De natte shmink voelt koud aan op zijn huid. Je moet er wat voor over hebben. En dan ook nog je gezicht stilhouden om het te laten drogen. Dat pakje zit ook niet lekker maar ook dat offer brengt hij graag. Terwijl hij zijn gezicht verder zwart verft, neuriet hij “Zijn knecht staat te lachen, hij roept ons reeds toe”.
Voorhoofd, neus, wangen, Gerard wordt steeds zwarter. Nog even en hij herkent zichzelf niet meer. Hij oefent alvast zijn teksten. “Jullie braaf geweest? Piet kindjes snoepjes geven.” Kin, hals, nek. “Wie stout is de roe.” Klaar. Hij tuit zijn lippen en brengt de rode lippenstift aan, trekt een grimas. De man in de spiegel lijkt nu op een blackface minstrel uit de VS. Ook al zo'n mooie traditie die is afgeschaft.
Nu de pruik. Zijn vrouw staat klaar met de kraag. “Gelukkig geen metalen band zoals die kindslaven,” grapt ze. Gerard kijkt haar een moment verbaasd aan en aarzelt even voor hij zegt:

“Zie je wel. Het heeft er allemaal niks mee te maken!”

Joke Kaviaar, 12 november 2017