Home
Deportatiepraktijken



STOP DEPORTATIES!
Een statement tegen de stilte
STOP DEPORTATIONS!
A Statement against the silence

Lees ook: Groeten Uit Holland, Ontmoeting In Vught, Het Recht Op Gevangenschap, Bevrijdingsdag? Voor Wie?, Met Dichtgeplakte Mond

Grenzeloze Gastvrijheid
Een bezoek aan Zestienhoven...

Zelfs wie er de ogen niet voor wil sluiten, rijdt er nietsvermoedend langs. Nog steeds verwachtte ik ramen te zullen zien in een gebouw dat op een barak zou lijken. Een gebouw met imposante rollen NATO prikkeldraad eromheen, en hekken. Een gebouw met roosters voor de vensters, of tralies. Een indicatie, die me tot stoppen zou bewegen. Een aanwijzing, net zo duidelijk als alle andere op dit terrein, op grote borden, met vette letters. Maar nee, ik reed door, sloeg rechtsaf, zocht verder zonder het te vinden, keerde, en reed helemaal terug tot de ingang van het vliegveld waar dat bord 'Artikel 18 luchtvaartwet van toepassing' stond, wat dat ook moge inhouden. Misschien zou hetgeen ik wilde gaan doen wel helemaal niet mogen, maar wat kan het schelen, dacht ik, eerst maar eens zien te vinden. Nu stond ik weer bij de ingang en reed de toegangsweg op en neer. 'Vraag een proefvlucht aan' werd er uitnodigend vanaf een reclamebord geroepen. Een troep kauwen krijste in kale boomtoppen.
Nog geen half uur geleden was ik uit zuidelijke richting op Rotterdam komen aanrijden. De zon stond al laag en deed de stad met haar blinkende kille hoogbouw glanzen, bladgoud op de ruiten. Net een Amerikaanse stad, dacht ik nog. Rotterdam, een paradepaardje Hollands welvaren. Een wereldhavenstad waar overslag het motto is en handel 'a way of life'.

Ik reed opnieuw het vliegveld op. Het moest hier ergens zijn. Long term parking. Short term parking. Duidelijk. Politiegebouw aan de linkerkant. Niet te missen. 'S-gebouw' aan de rechterkant. Volgens de routebeschrijving die ik had, was het hier, maar ik zag niets dan een bewakingsgebouwtje, een kantoorgebouw en een loods. Het was evenwel de enige mogelijkheid. Maar dat zou onmenselijk zijn! Je sluit toch geen mensen op in een loods? Mensen die niet eens wat misdaan hebben, alleen maar geprobeerd hebben hier in dit land een nieuw bestaan op te bouwen. Maar het wás nummer 18 en die loods stond precies waar dat 'uitzetcentrum' zou moeten zijn. En het was waar. Daar was het. Het bord dat melding doet van dit feit, staat voor het hek, onopvallend, alsof er enkel te lezen zou zijn: leveranciers achterom. Alleen te zien voor wie de moeite neemt om uit de auto te stappen en er naar toe te lopen om te kijken wat er op staat.


"Je sluit toch geen mensen op in een loods?"

Een loods. Geen barakken, geen kamp, dit ging ver voorbij mijn voorstellingsvermogen. Wat zou er voorheen in die loods zijn opgestapeld? Dozen diepvriesmaaltijden voor passagiers op lange vluchten? Smokkelwaar dat door de douane in beslag was genomen? De lange matglazen ramen achter het hek zagen er gepantserd uit. Geen doorkijk mogelijk. Niet van buiten en vast ook niet van binnen. Er zou alleen wat schemerige lichtinval daarbinnen merkbaar moeten zijn, daar waar die mensen dagen, weken, maanden achtereen in onzekerheid moeten doorbrengen tot ze in de houdgreep door de deportatiemaffia worden weggesleept. Het ene ijselijke verhaal na het andere lees ik de laatste tijd over het uitvoeren van dat deportatiebeleid, en in het bijzonder over deze vluchtelingenopslagplaats Zestienhoven. In het voorjaar van 2004 nog, was er een vernietigend rapport verschenen over dit kamp, deze loods, die ik hier voor me zag.
Ik liep langs het hek. Erachter, aan de loods, vond ik een bord met de waarschuwing: 'Het betreden van dit terrein is geheel op eigen risico'. Voor wie? Voor die vader en zijn zoon die hier bijna zes maanden zaten om tenslotte 'onuitzetbaar' weer op straat geflikkerd te worden? Zonder excuses, zonder verblijfsvergunning. Vogelvrij. Voor die vrouw die na 'uitzetting' twee weken was gevangen gezet in het land waar zij naar toe was gedwongen, waar zij was gemarteld en verkracht, om tenslotte door de autoriteiten aldaar, ik meen dat het Nigeria was, weer terug naar ons liberale landje te worden gevlogen, om hier vervolgens in die loods die ik daar voor me zag opnieuw te worden opgesloten?
Gefeliciteerd, mevrouw de minister, u heeft een economisch profiteur een lesje geleerd! Bravo! En dat alles overkwam deze persoon op eigen risico? Zou die vrouw, of die vader hiervoor gekozen hebben? Dit is de poort naar de hel! Nee, dit ís de hel. Dit is levend begraven zijn. Het liefst zou ik, het liefst wilde ik-
Ik liep terug naar mijn auto, besloot hem buiten het vliegveldterrein te parkeren om te voet terug te keren en om die loods heen te lopen, om aantekeningen en foto's te maken, te trachten zo gedetailleerd mogelijk verslag te doen van wat ik hier aantrof.

De wind joeg om mijn hoofd. Opschrijven wat ik zag, wat ik las. Nu zou ik alles beter kunnen bekijken. Security, safety en support zag ik op weer een ander bord vermeld. Voor wie eigenlijk? Voor mij? Een lachertje. Ik besloot brutaalweg de parkeerplaats voor het bewakingsgebouwtje op te lopen. Nergens stond dat het niet mocht. Er stond wel: 'bezoekers alleen met geldig vignet'. Ik wist het intussen, onze minister van deportatiezaken is dol op vignetten en labels plakken, en hier wapperen de vlaggen van haar justitie en haar rechtvaardigheid hoog en fier, alsof we iets hebben om trots op te zijn, alsof we ons op de borst mogen kloppen hier. De ringen waarmee de vlaggen aan de touwen zijn bevestigd rinkelden tegen de masten, ritmisch in de harde westenwind, zo onverstoorbaar zingend. Een formatie trekvogels vloog over, kraaiend. Dat is vrijheid, dacht ik, maar werd direct door het dichtslaan van autoportieren weer de harde realiteit ingetrokken en ik zag dat ik werd bekeken door twee bewakers die het bewakingsgebouw binnenliepen. Ik voelde naar mijn rijbewijs. Ik kon me legitimeren indien nodig, ook al verplicht tegenwoordig en het zoveelste middel om de loodsen en kampen bij vlieghavens te kunnen vullen. Maar de noodzaak me tegen die plicht tot identificatie te verzetten had het vandaag verloren van die van het uitvoeren van mijn plan, de reden van mijn komst hier vandaag. Ik wilde hier zijn, maar hier ook weer vandaan. Mét aantekeningen, mét foto's, en verder liep ik en bereikte de andere kant van de loods, nog altijd vol ongeloof, ondanks alle verhalen die ik gehoord had over dit oord.
Douanegebouw aan de overkant. Ook daarop wordt de argeloze voorbijganger met nadruk gewezen. Hoe kon dan dit zo onherkenbaar zijn? Deze bunker voor verworpenen. Zo onopvallend? Was dat niet het meest misselijke van alles, alsof de gruwel ervan nog niet genoeg is? Het stiekeme? Het 'hier gebeurt niets van belang'? Het 'hier is niets, hier is geen leven'? Snel nam ik een paar foto's. Vanaf waar ik stond, kon ik de bovenkanten van de luchtkooien zien, vier in totaal, aan de loods gebouwd, en kon ik stemmen horen. Stemmen van twee mannen, waarvan de één, zo klonk het, in de meest linkerkooi herhaaldelijk een bal tegen het hek trapte, een eenzame uitlaatklep voor woede en angst, en waarvan de ander zich in de meest rechterkooi leek te bevinden. Ze riepen naar elkaar. Een hele conversatie vond er plaats in een taal die ik niet kon verstaan, rauwe kreten ertussendoor. Het was werkelijk, geen kafkaëske nachtmerrie, geen boze waan, maar werkelijk waar met een hek eromheen dat weer afgedekt was met donkergroen zeil. Van dat afdekzeil, dat dikke plastic spul, en ik kan niet eens bedenken hoe het moet zijn om daar zo lang te worden opgesloten met pakweg tweehonderd mensen, want zoveel schijnen het er te zijn, opeengepakt in die loods, waar ze cellen - of moet ik zeggen: 'kisten'? - in hebben gebouwd. Het moet er broeien, stomen, ook al is het nu koud. Werkelijk onwerkelijk waar. Psychische marteling is dit. Hoe kan het dat er mensen zijn die hierover de schouders ophalen, of dit goedkeuren? Vanuit die luchtkooien zie je alleen nog de lucht. Luchten betekent niet meer dan: even naar de lucht kijken. Een vierkant met traliewerk doorsneden stukje ervan. Het huis van bewaring is hierbij vergeleken een paradijs en daar is het al geen pretje.


"Vanuit die luchtkooien zie je alleen nog de lucht"

Ik stond te aarzelen met mijn fotocamera. Of ik tot voor het zeil aan het hek zou lopen, over het gras, onder het toeziend oog van de marechaussee die in het gebouw ernaast bleek te zitten; twee van hen hadden me, net als die bewakers, ook al uitvoerig bekeken, en ik zou niet graag nader met ze kennis hebben gemaakt. Maar misschien zou er een gaatje zitten in het zeil ergens, dan zou ik naar binnen kunnen gluren. Niet verstandig. Bewakingscamera's bespiedden me overal. Nee, ik zou het niet doen, al zou het ongetwijfeld een spannende anekdote opgeleverd hebben over hoe ik in de kladden was gegrepen en in de cel gesmeten, maar zulke verhalen heb ik zat en ze vallen in het niet bij de verhalen die hierbinnen te horen moeten zijn en die niet naar buiten mogen komen, onder geen beding. Verhalen die bekend zijn bij bezoekers die er niet over spreken mogen want de democratische poldercensuur reikt veel verder dan je denkt, is subtieler, bestaat uit contracten en protocollen, en is daarom zo doeltreffend. Menig totalitair regime zou er nog wat van kunnen leren, zo goed als onze regering deze terreur met haar propaganda weet te verdoezelen of te vergoelijken.
Ik dacht nogmaals aan wat ik werkelijk wilde maar een ramkraak kun je hier wel vergeten. Brede betonnen palen waren er voor het hek in de grond gestampt, staken daar als enorme bolle paddestoelen hun kop vanuit de aarde, zodat het hek niet met een truck, met een bulldozer nog niet, omver zou kunnen worden geworpen. Dat hek dat er verder kwetsbaar uitzag. Dat hek, het enige tussen mij en die luchtkooien. Ofwel tussen een meute en die luchtkooien. Ofwel tussen vrijheid en gevangenschap. Een lullig hekwerk maar. De rillingen kropen als mieren over mijn rug.

De mannenstemmen waren verdwenen. Hun relaas zou met dossier en al in de papierversnipperaar belanden. Het trappen tegen de bal was verstomd. Een ander in dit doorgangskamp zou die bal morgen mogen trappen. Of dezelfde. Een half jaar lang?
Ik krabbelde nog wat zinnen neer die aan het einde rijmden op dit oord; vermoord, verstoord, gesmoord, ontspoord. Het was even stil geworden. Erg druk is dit vliegveld niet. Af en toe een vliegtuig en verder alleen dat vacuüm, waarin het 'Nee! Nee! Nee!' in alle talen wordt gewurgd en aan de ketting gelegd en dat was dat. Dat, en de immer kijvende kauwen in de nu kale takken. Dat en het Golden Tulip hotel tegenover de ingang van het vliegveld waar 'Grenzeloze gastvrijheid' wordt beloofd.

Joke Kaviaar, 12-1-05


Sluiten en slopen!

back to begin
Home